Genetische factoren kunnen zeker 30 procent verklaren van het verschil in smaakbeleving bij het proeven van zoetstoffen.
De voorkeur die sommige mensen hebben voor zoete gerechten is dan ook deels aangeboren.
Dat melden Amerikaanse onderzoekers in het wetenschappelijk tijdschrift Twin Genetics and Human Research.
Zoetstoffen
De wetenschappers kwamen tot hun bevindingen door de smaakbeleving van zoete stoffen te vergelijken bij ruim zevenhonderd eeneiige en twee-eiige tweelingen.
Alle deelnemers aan het experiment proefden twee oplossingen van de natuurlijke zoetstoffen fructose en glucose. Ook kregen ze wat van de kunstmatige zoetstoffen aspartaam en nhdc voorgezet.
Uit het onderzoek blijkt dat eeneiige tweelingen veel vaker dezelfde smaakbeleving hadden dan twee-eiige tweelingen. Ze gaven de stoffen die ze kregen voorgezet steeds ongeveer hetzelfde cijfer voor zoetheid.
Bij twee-eiigge tweelingen vond de ene proefpersoon een stof vaak veel zoeter smaken zijn broer of zus. Aan de hand van dit verschil berekenden de wetenschappers hoe groot de invloed van genen is.
Theelepeltje
De onderzoeksresultaten suggereren dat de manier waarop zoete smaken 'binnenkomen' bij mensen niet zozeer wordt bepaald door hun opvoeding en de maaltijden die ze eten in hun jeugd. In dat geval zouden twee-eiige tweelingen ook veel vaker dezelfde smaakbeleving moeten hebben.
Volgens hoofdonderzoekster Danielle Reed kunnen mensen er dan ook weinig aan doen als ze de neiging hebben om veel zoetigheid te eten.
"Sommige mensen worden geboren met een slecht gehoor en moeten de radio wat harder zetten", verklaart Reed op nieuwssite EurekAlert. "Andere mensen worden geboren met een zwakke smaak voor zoetigheid en hebben een extra theelepeltje suiker in hun koffie nodig om dezelfde kick te krijgen als anderen."